Bloemkrabspinnen zijn dodelijk, maar niet voor ons: ze verbergen zich in bloemen en wachten tot er bijen, vliegen of andere grote insecten nectar of stuifmeel komen verzamelen.
Een goede camouflage is het halve werk. Bloemkrabspinnen zijn vaak geel en gaan dan ook in gele of oranje bloemen zitten. Van dopheide houden ze ook, ze zijn er dan ook in paars, wit, of roze. Bijen hebben best goede ogen, maar zij letten vooral op de ultraviolette stempels op nectarrijke bloemen en zien een krabspin dus vaak pas als het al te laat is.
Zelfs voor mensenogen zijn de spinnetjes lastig te ontdekken, tenzij ze bewegen en daarmee hun camouflage breken. Bewegen doen krabspinnen dan ook niet veel, behalve om vliegensvlug toe te slaan of om weg te kruipen voor een roofdier. Ze jagen overdag en behoren tot die spinnen die geen web maken. Grote, weerbarstige prooien bijten ze dood met een beet in de ‘nek’.
Flinke klus
Er zijn een paar duizend krabspinnen beschreven en de naam is goed gekozen. Hun achterlijf is breed en plat en ze wandelen veel zijwaarts. De voorste twee paar van hun acht poten zijn langer en ontwikkeld tot grijppoten. Intussen houden ze zich met hun achterste twee paar looppoten goed vast aan de bloem, zo kukelen ze er tijdens een aanval niet met prooi en al vanaf. Want zonder web een bij of dikke vlieg in bedwang houden, dát is een flinke klus.
Spinnen zijn echte vleeseters, maar bloemkrabspinnen blijken ook weleens van stuifmeel en zelfs nectar te snoepen; dat geldt met name voor de jonge spinnetjes die net uit hun eitjes komen gekropen. Ze hebben niet veel reserve en als het een periode slecht weer is kunnen er minder insecten zijn die op hun bloemen afkomen. Wat een slimme - en voor een spin wat ongewone - overlevingsstrategie!
Met dank aan Freek Vonk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten